vrijdag 10 januari 2014

Alledaagse afwijzing

Ik loop door de binnenstad, fiets aan de hand. Het is druk en ik heb haast. Ik versnel mijn pas, voor zover dat kan. In de verte zie ik hem al staan. Jong, lange zwarte jas, goeie kop, goeie coupe. 

Hij drentelt, kijkt zoekend om zich heen, vriendelijke open houding. Hij ziet mij naderen. Ik probeer zijn blik te vermijden. Hij probeert de mijne juist te vangen. Ik loop nog wat harder. De afstand tussen ons wordt nu snel kleiner. Ik zie dat hij zich opmaakt voor zijn openingszin. Hij maakt zich nog iets groter, draait zich naar mij toe. Brede lach, vlotte babbel paraat.

Maar ik wil niet. Echt niet. Hoe maak ik hem dat beleefd duidelijk? Hij staat er al zo lang. T is winter, t is koud. En hij staat daar maar te wachten. Te blauwbekken. En hij is niet de enige. Was ie dat maar. Dan maakte hij nog een kans, misschien. Maar hij is één van de velen die vriendelijk, hoopvol en met een charmante lach een toenaderingspoging doet. 

Ach, het gebeurt zo vaak en het heeft niets om het lijf. Maar ik voel me er nog altijd ongemakkelijk bij. De afwijzing valt niet altijd goed. Sommigen zijn volhardend. 

Ik kan hem niet meer ontwijken, hij heeft mijn behendig zigzaggen door het winkelend publiek doorzien en staat recht voor me. Hij strijkt zijn haar naar achter, een volautomatische handeling, kijkt me stralend aan en zegt: 
"Heeft u misschien een minuutje voor..."
"Nee". 

De vervolgzinnen lopen uiteen: 
"Leest u dan nooit de krant?"
"Wat jammer, ik mag u namelijk een hele mooie aanbieding doen."
"U wilt geen bijdrage leveren aan een betere wereld?"
"De Here Jezus is er ook voor u"

"Nee!" Ik wil niet! En ik ben doorgaans zo braaf en beleefd, maar ik kan het niet meer aardig zeggen. Ze zijn met teveel, al die 'canvassers' en straatverkopers. Maar eigenlijk ging het simpelweg mis bij het tweede woord....hij zei "U" tegen me. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten