zondag 11 november 2012

moeten mannen met baarden zijn


Het is een absolute hit en ik snap het niet. Ik vind het hopeloos ouderwets, achterhaald en alles behalve sexy, maar struikel er dagelijks over: mannen met baarden. Niet zo'n half ongeschoren exemplaar, maar echte baarden (in aanbouw) waar een half pak beschuitkruimels in zoek kan raken. Mannenbladen claimen dat het mannelijk is (dûh) en een garantie voor vrouwelijke aandacht. Echt niet! Ik vind het een regelrechte turn-off. En ik ben niet de enige, blijkt uit een rondgang onder vriendinnen en vrouwelijke collega's. Waarom zijn die maffe baarden dan toch al zeker een jaar hip, hot & happening? Wonderlijk. Wat drijft de baardman, behalve gemakzucht? Geeft t hem gezag? Liet Reinout Oerlemans daarom z’n baard staan bij z’n regiedebuut? Volgens mij was ie zonder dat al bossy genoeg. Geeft het de jonge politiek verslaggever meer gezag? Of is het een signaal van de 'bezette man': ik ben niet meer in de markt? Dat zou ik nog wel snappen, want ik vind het een zeer doeltreffende kuisheidsgordel. Het prikt en kriebelt bij t zoenen, het ziet er onverzorgd en Jezus-achtig uit. Mijn moeder zei altijd dat mannen met baarden iets te verbergen hebben... een ielig kinnebakje ofzo, bij gebrek aan krachtige kaaklijn.

George Clooney is goddelijk zonder baard of licht ongeschoren. Maar met grote baard hoop ik alleen maar dat het voor een rol in een jaren zeventig-epos is. Licht ongeschoren kan woest aantrekkelijk zijn. Driedaagse stoppels, maar niet al te getrimd want dat ziet er weer zo bestudeerd nonchalant uit. Youp van t Hek probeerde die licht ongeschoren look ooit af te serveren met de term 'pratende kut'. Werkte niet. T is gezien de huidige onderbuikmode ook een hopeloos gedateerde opmerking. Dan geef ik toch de voorkeur aan de corporale uitdrukking 'befborstel' voor hetzelfde fenomeen. 

Het blijft puzzelen over de motieven van mannen om sexy stoppels te laten uitgroeien tot heuse baard. T appelleert waarschijnlijk aan het oermannengevoel, waar jongetjes al naar uitkijken als ze 'al die willen te kaap'ren varen' zingen. In dat geval krijgt zo'n baard iets aandoenlijks, maar dat is vast niet hun bedoeling. In het ergste geval combineren ze het ook nog met die dikke zwarte bril. Ook zo’n modemisverstand. Serieus: vroeger werd je genadeloos het schoolplein af gepest met zo'n monsterlijk montuur en nu is het ding zelf maar niet weg te slaan. Beide duurzame modetrends samengevat, leiden maar tot één onvermijdelijke conclusie: we leven in het tijdperk van de 'revenge of the nerds'. 

maandag 8 oktober 2012

Papa on the dancefloor

Een reclameman had t over het ‘papa on the dancefloor’- syndroom. Klinkt hip, is het niet. Wel your worst nightmare als tiener. Ik had er direct een beeld bij. Reclameman gebruikte het om de dalende populariteit van Hyves uit te leggen. Steeds meer ouders begaven zich op dat netwerk, waarop hun kinderen schielijk het digitale pand verlieten. Begrijpelijk. Vooral als het een hopeloze poging is om je ‘kids’ te volgen via social media, maar dat terzijde.
  
Dat beeld, van die vader, op de dansvloer. Dat is echt gebeurd.

Vader, mijn vader: heel lang in de jaren vijftig blijven steken. Hoed, lange regenjas van een soort ondefinieerbaar beige, tamelijk strenge blik, altijd in pak en tot overmaat van ramp: een zelfgestrikt strikje. Kortom, ik werd op de lagere school al een beetje gepest om mezelf, maar nog eens extra om m’n vader. Ik smeekte hem om op ouderavonden dat stomme strikje af te laten. No way.

En dat exemplaar, dat op straat al de aandacht trok, stond dus echt, ongelogen, op de dansvloer… en dat was niet de bedoeling. Ten minste, niet de mijne.

Het was ergens jaren 80. Ik was 15 en had mijn eerste vakantiebaantje gehad (dankzij hem, dat wel), bij de manifestatie ‘Japan in Rotterdam’. Een vakantiecollega van 16 nodigde me uit voor een feest van haar school, waarvoor studentenclub Bikini was afgehuurd. Retestoer en spannend. Mijn ouders brachten mij gezamenlijk met de auto. Niet echt stoer, zo’n zware delegatie. Met veel pijn en moeite had ik het tijdstip van ophalen op half één weten te krijgen. En dat ik dan heus, echt waar, ik zweer het, buiten zou staan. Dus alsjeblieft: NIET BINNENKOMEN!

Misschien was het een zegen dat het een feest was van een andere school dan de mijne… Het zal vast vijf voor twaalf geweest zijn, beslist niet later en daar stond hij: midden op de dampende dansvloer… met onbestemd beige regenjas, hoed op, strikje, woeste blik en driftig gebarend dat ik NU! HIER! MOEST! KOMEN! Ik weet niet precies hoeveel gaten in de grond ik wenste, minimaal twee… en dat liedje, dat er toen nog niet was: evacuate the dancefloor. Nog voor de uitgang begon de gereformeerde tirade: dat ik nooit, maar dan ook nooit meer een voet in zo’n tent mocht zetten. Dat het Sodom en Gomorra was daarbinnen… Ze draaiden net een slijpliedje.  

donderdag 6 september 2012

Mam! Had zij kanker?

Ik had m goed geïnstrueerd en hij deed enorm z'n best. Eén meter dertig hoog ongeveer, hij kon goed bij de bel. Telkens als de deur openging, zei hij conform het script: goedenavond, heeft u iets over voor de kankerbestrijding? Prima voor de omzet van een collectebus, zo'n zevenjarige. Het was een lange straat en na een tijdje werd ie het zat. Begrijpelijk, maar onhandig. Hij werd balorig, verstopte zich achter mijn rug, vroeg om een snoepje in plaats van 'iets over voor de kankerbestrijding'. 

Maar de rolverdeling had ook wel weer iets. Ik ben aan het begin van het collecteren altijd wat verlegen. Hij niet. En als hij het zat wordt, kom ik net op stoom. Word ik nieuwsgierig wie er woont en of ie open doet. Of juist niet, terwijl er overduidelijk iemand thuis is. De vitrage beweegt op de eerste verdieping en net als je omhoog kijkt, zie je een betrapt hoofd zich terugtrekken. Maar ze doen lekker niet open. Huu, vreemd volk.

Een paar deuren verder, na een pakje sap en een krentenbol, volgde een regelrechte Koot & Bie scène: ik bel aan, wacht. Hoor gepruts met toch zeker drie nachtsloten. De deur gaat op een kier en net boven het kettinkje van het slot een mannenhoofd van middelbare leeftijd, haar strak over het hoofd gekamd, messcherpe scheiding. Ik was aan de beurt dus zeg braaf: 'goedenavond, heeft u iets over voor de kankerbestrijding?' Verschrikte ogen kijken me aan. Stilte. En dan een gehaast: even aan mijn moeder vragen. Blam! Deur dicht.

We gingen verder en net toen ik dacht 'goh, hier moet statistisch gezien ook iemand met kanker wonen, deed ze open. Een lief grijs gebogen vrouwtje. Ze gaat langdurig op zoek naar haar portemonnee. Aan die scène was ik inmiddels gewend, (best veel mensen hebben trouwens een jampot met kleingeld op de kapstok staan, best handig). Ze stommelde terug naar de deur en zei krakerig: 'kind... natuurlijk geef ik, ik heb het zelf ook.' Ik schrok. Toch nog onverwacht. 'Darmkanker, maar het gaat nu wel hoor'. Ik zei iets belachelijks als 'goh wat erg en wat ziet u er nog goed uit'. Ze gaf gul. De zevenjarige verschanste zich doodstil achter mijn rug. 

We liepen de voortuin uit en hij zei verschrikt: 'Mam! Had zij kanker?'
'Ja.'
'Is dat besmettelijk?'
'Nee, schat.'
'Oh, maar hoe krijg je het dan?'
'Ehmm, dat moet mama ff googelen.'

Volgende huis. Aanbellen. Standaard script. Bedankt voor uw bijdrage, fijne avond. We lopen de voortuin uit. 'Mam, je bent vergeten te vragen of zij ook kanker had!'

Tot en met zaterdag 8 september komen ze nog langs, met bus, warme begroeting en veel dank. 

donderdag 7 juni 2012

29 and counting

De titel is een workshop waarover ik las toen ik voor het eerst in New York was. Toevallig was ik toen 29 en was ie juist niet voor mij bedoeld. Dealen met dertig-plus zijn, daar ging het over. Een vriend van mij is al een hele tijd 33. Dat vindt hij een mooie leeftijd. Zit wat in... Je bent nog net 'jong en veelbelovend', maar je weet wel wat er in de wereld te koop is. Alleen staat dat nog niet op je voorhoofd en rond je ogen gegroefd. Paul van Vliet had z'n 'meisjes van dertien' passend ge-update naar 'meisjes van dertig' : maak er wat van, want 't leuke van dertig is, dat alles nog kan.

En nu?

Kan alles nog? Ik ben nu echt serieus veertig-plus. 43 sinds gisteren. '29 and counting' dat gelooft inmiddels niemand meer. En ookal ben ik slecht met cijfers... het voelt raar. Anderen van mijn leeftijd zijn nu minister, directeur, voetballer-met-pensioen, professor, bejaard fotomodel, drie keer gescheiden, miljonair. Soms al jarenlang. Ze zijn de mensen geworden tegen wie ik opkeek toen ik nog studeerde: zij hebben het gemaakt, trekken aan de touwtjes en snappen het spel. Behalve dat, zag ik toen ook de tekenen van verval: dat licht vermoeide of uitgebluste soms, het paddige en zelfgenoegzame van mannen met grijzende slapen en vierkante kinnen (nee, niet door die wilskrachtige kaaklijn, gewoon vet dat zakt door de zwaartekracht), de bittere mondhoeken bij vrouwen en het hardnekkig volhouden 'meisje' te zijn, terwijl de frisheid er zichtbaar af is. 

En ik?

Ik heb inmiddels al een paar mensen overleefd. Ik ben 'senior' in mijn oude vakgebied en voor mijn gevoel een jonkie in het nieuwe. Ik zie soms ook dat vermoeide en teleurgestelde in mijn ogen. Zou nog best graag 'jong en veelbelovend' zijn. Ik voel me soms honderd en soms achttien. Ik kijk gretig naar 'hotter than my daughter', waarin vrouwen-van-mijn-leeftijd wanhopig lekker wijf willen blijven, maar dan op een treurige manier (al snap ik het soms best wel). Ik ben geen politicus geworden (ja, dat wou ik ooit), ik woon niet in een groot huis, heb geen rijke vent. Goddank! En ik snap soms geen bal van het leven. Alsof ik niks heb geleerd al die jaren, waarin anderen zich gericht opwerkten tot CEO of andere drieletterige afkorting-met-auto-van-de-zaak.

Maar waar blijft de clou dan? 

Eerlijk gezegd.... geen idee. Ik ben er. Met meer vrijheid dan ik vaak bevatten kan. Er is geen liedje voor 'meisjes van veertig', terecht waarschijnlijk. Wel heel veel zelfhulpboeken. En cursussen Afrikaans dansen, maar da's waarschijnlijk bijna hetzelfde.

woensdag 28 maart 2012

Bestemming Sloffie

Iedereen heeft een bestemming in het leven. Een zin om jeuk van te krijgen of om vrolijk van te worden. Hoe dan ook, iedereen heeft iets te doen op deze planeet. Nu we er toch zijn, zeg maar. Bij voorkeur is dat ook iets waar je talent voor hebt en blij van wordt. Het kan alleen effe duren voordat je erachter bent wat dat is. Soms langer dan een half mensenleven. Ik schrijf aan het levensverhaal van een beeldhouwer die pas op z’n 46e besloot dat hij beeldhouwer was. Geen meubelmaker, geen leraar handvaardigheid. Beeldhouwer!

Hij was natuurlijk allang bezig met beelden maken, maar meestal ‘on the side’. Er echt voor kiezen, was een drastische beslissing die niet zorgde voor een glanzend en zorgeloos leven. Het zorgde eigenlijk voor een hoop gedoe in de ‘normale wereld’: gerommel met relaties, weinig vader voor zijn kinderen en doorgaans geen cent te makken. Als ik zijn levensverhaal nou mooi opschrijf, klinkt het heel romantisch, maar dat was het niet. Het was wel een heilig moeten. Hij kon niet anders. Hij zegt ook dat hij gestuurd werd door wat hij noemt ‘zijn grote baas’. Hij had een lijntje met ‘boven’, waar hij in geloofde en op vertrouwde. Hij had er overigens alle begrip voor als mensen dat totale kolder vonden, het hielp hem en daar ging het om. 

Klinkt allemaal prachtig en ik ben er ook enorm door gegrepen, maar als ik zijn weg er naartoe beschrijf, moet ik altijd denken aan het verhaal van Sloffie Sleepboot (Uit de gouden boekjesserie met klassieke kinderverhalen). De diepere gedachte achter die associatie moet ik nog vinden. Sloffie is een rood geverfd houten sleepbootje, dat zich stierlijk verveelt in de etalage van de speelgoedwinkel. Zo nu en dan snuift ie verontwaardigd: 'ik was voor iets beters bestemd!'. En vervolgens ging ie op zoek, via de badkuip (ook niet goed genoeg), naar buiten de wijde wereld in. Om uiteindelijk innig tevreden terug te keren naar de badkuip. 
 
Dat beeld dringt zich telkens hinderlijk op als ik beschrijf hoe mijn beeldhouwer decennialang ronddoolt door verschillende landen, via baantjes, klussen en liefdes. Totdat hij kiest voor 'zijn bestemming'. Sindsdien heeft hij in veertig jaar tijd en in een moordend tempo, een paar honderd prachtige beelden gemaakt, die geroemd worden om de zuiverheid en harmonie die ze uitstralen. Gemaakt via een spiritueel mens met een rommelig leven. Een leven dat ik wil beschrijven en recht wil doen. En ondertussen denk ik aan... een kinderverhaaltje over een roodgeverfde sleepboot.

maandag 13 februari 2012

kleine meisjesdromen

Worden kleine meisjesdromen stiekem groter als je ouder wordt? Wanneer je een paar keer genadeloos hard op je plaat bent gepleurd en dus echt wel beter weet… Ik denk soms van wel. Mijn dromen zijn er nog steeds… en soms is dat leuk, want het is daar meestal vriendelijker dan in de ochtendspits, op kantoor of alleen in dat grote bed. Maar hee, ik ben inmiddels qua leven ongeveer halverwege, als ik tenminste niet alsnog in een wak rijd.

Ben zeker weten sadder & wiser dan tien jaar terug, maar heb nog steeds de hoop op iemand die trots is (en blijft!) als ik naast hem loop. Ook als het niet alle dagen feest is. Het voelt soms hopeloos sneu en naïef. Zeker als er weer zo’n commerciële romantische dag voor de deur staat. Valentijnsdag. Echt alleen maar leuk als er iemand met liefde van je wakker ligt.

Ik ben zeer tegen mijn zin enorm gevoelig voor het opgeklopte sentiment van dat soort dagen. Van kinds af aan al. Te jong begonnen aan Viva’s en Cosmo’s denk ik, vol shiny, happy people, die ook nog eens doen alsof ze het leven helemaal hebben begrepen. Ik vergaapte me eraan, in het stille, sombere, gereformeerde nest. Heb eindeloos gedagdroomd van vrolijke feesten in mooie jurken, als ik later groot was en zelf kerst, Valentijn en het leven ging vieren.

Inmiddels weet ik het heus wel: liefde is meestal niet voor altijd, er zijn ook stomme feestjes, mijn vrienden vieren alles het liefst casual en het leven loopt niet volgens het plaatjesboek in je hoofd. Maar toch… voor het geval dromen ooit – liefst some day soon – zomaar mee de dag in kunnen… de jurken heb ik! Maar op Valentijnsdag ga ik ff op zwart.

vrijdag 10 februari 2012

Allenig

Ik wil een boek schrijven. Sterker nog, ik ben er mee bezig, maar al best een tijd. Ik voldoe alsmaar niet aan één absolute randvoorwaarde: echt goed alleen kunnen zijn. Schrijven verdraagt weinig tot geen gezelschap of afleiding, terwijl ik nogal gedij op contact met de buitenwereld. Tuurlijk, het is een andere vorm van alleen-zijn dan die waar veel mensen stiekem last van hebben, maar niet durven zeggen. Eenzaamheid is taboe, iets voor sukkels die de sociale boot hebben gemist of voor bejaarden. En iets wat je soms kan overvallen in gezelschap. Maar dat is al zo goed gezegd door De Dijk in 'niets is zo eenzaam als een stampvol café'. Daar valt niks aan toe te voegen.

De eenzaamheid van schrijvers en kunstenaars is anders, vaak zelf gekozen. Om echt iets te maken, iets te scheppen, moet je niet continu afgeleid worden door geouwehoer en gezelligheid. Je moet, zoals dat heet, 'naar binnen'. Naar jezelf. Een plek waar veel mensen niet graag heengaan. Zonde natuurlijk want iedereen roept altijd dat geluk in jezelf zit... de beste verstopplaats ooit, als je t mij vraagt, maar dat terzijde. Binnen moet je wezen dus, zonder vluchtwegen als afwas, telefoon, internet of opeens nu echt je badkamer gaan verbouwen. 

Ik zoek naar manieren om dat alleen-zijn draaglijk te maken. Beeldspraak helpt, gek genoeg. Een kunstenaar die ik sprak zei: ik ben nu eenmaal het liefst op mijn eigen eilandje in de rivier, als een reiger met één been opgetrokken. Bijna poëzie. Vrolijker dan dat stampvolle café. Maar welke echt helpt is de uitspraak: zo eenzaam als een pinguin op een ijsschots. Wow! Happy feet! Ik ga schrijven!