zaterdag 12 augustus 2017

Liefde en angst

In het leven zijn er twee vertrekpunten: liefde en angst. Je handelt of vanuit het een of vanuit het ander, zeker als je voor lastige beslissingen staat. Gek genoeg is mijn vertrekpunt in de liefde vaak.... angst. 

De angst voor afwijzing zet me vast in een soort puberale verliefdheid: hij mag vooral niet weten dat ik m leuk vind, want ik sta zó voor schut als het niet wederzijds is. Een column van meester Bart kuste me wakker. En een zin uit mijn dagboek van toen ik een jaar of 14 was. 

In de column is een jongen verliefd op een andere jongen. Hij durft dat niet te laten zien, want wat houdt hem tegen? 'De angst dat hij niet op mij valt'. Juist ja. Ik ben inmiddels ruim drie keer zo oud als toen, maar die angst is er nog steeds.

Ik laaf me maar aan de wijze slotwoorden van meester Bart. Hij zou zomaar eens gelijk kunnen hebben: 'Juist wanneer je jong bent maakt liefde blind en haalt ze de meest kwetsbare vorm van onzekerheid naar boven. Pas achteraf, na de hartepijn, kun je genieten van het inzicht dat het nooit echte liefde had kunnen zijn. 'Troost je met de gedachte dat het soms voldoende is om slechts verliefd te zijn', zegt hij tegen de jongen. 

Waar onderweg ben ik het verleerd om gewoon te genieten van verliefd zijn zonder dat het tot gegarandeerd succes moet leiden? Tijdens mijn eerste kalverliefdes fantaseerde ik er alleen maar over, ik smachtte uit alle macht maar maakte me geen enkele illusie. Ik zat met mijn brilletje en pukkeltjes 13 of 14 te wezen. Een verlegen studiebol in G2. Hij zat al in Havo 5. Kansloze exercitie dus, die er gewoon bijhoort. 

Wat er ook bij hoorde - en dat is jammer - was mijn rotsvaste aanname die ik decennia later terug las in mijn dagboek van toen. Object van mijn affectie was de grote broer van een vriendinnetje, minstens vier onoverbrugbare jaren ouder. Maar wat het totaal onmogelijk maakte, was deze zin: Hij mag nooit weten dat ik verliefd op hem ben, want ik ben natuurlijk helemaal niet leuk. 

Een aanname die stiekem nog ergens in mijn kelder woont en die ik nog steeds niet helemaal het huis uit weet te trappen. De grootste saboteur.

zondag 17 juli 2016

Gotcha!

Ik doe het niet, ik doe het niet. Ik! Doe! Er! Niet! Aan! Mee! Volwassen mensen die virtuele monsters met een bal bekogelen op straat. Die plots voor de bakker op de hoek blijven staan na sluitingstijd omdat er een blauwe gym is. Die toch al niet opletten op de fiets met hun mobiel in de hand, maar nu gewoon je tuinkabouter omver peddelen teneinde een poliwag of rattata te vangen. Not in my backyard! En ook niet in mijn voortuin trouwens.

Tot vervelens toe heb ik de afgelopen jaren onbegrijpelijke gesprekken van mijn zoon en zijn vriendjes aangehoord over armor, abilities, super powers, enzovoort. De bergwandelvakantie in de Spaanse Pyreneeën heeft ie enkel en alleen doorstaan door het nonstop over Pokémon te hebben en ma en bergen zoveel mogelijk te negeren. Onmin thuis kenmerkt zich door mijn standaardteksten: Ga eens wat doen, kijk om je heen, kom van die bank af, zet dat scherm uit, ga naar buiten, beweeg!

En dan plots is daar PokémonGO die dat allemaal voor elkaar krijgt. Ok, behalve dat schermpje dan. Kilometers worden er afgelegd. Dus ik overstag. Eindelijk iets samen doen wat we allebei leuk vinden -ehh ja, stiekem toch wel. Een beetje. Naar buiten, bewegen, monsters vangen. Hij legt het me uit. Ik fungeer als zijn hotspot (want geen eigen databundel) dus hij blijft nog gezellig dichtbij ook. Nog geen 5 minuten onderweg of we worden aangesproken door een groepje twintigers: of wij weten hoe het werkt. Geroutineerd volgt er een gedetailleerde uitleg van mijn 13-jarige. We blijven hangen bij de ‘pokestop’ waar je Pokéballs, stardust en ander broodnodig wapentuig kunt vergaren. We hangen bepaald niet alleen. Best gezellig.

Voor het hardlopen op zondagochtend krijg ik het advies: mam ga eerst ff een rondje wandelen, dan krijg je misschien een ei bij een Pokéstop. Stop ‘m in de broedmachine en na je 5km rondje is ie uitgekomen. Jammer dat het na het wandelen in mijn rug schoot. Hoe broed ik nou in godsnaam dat ei uit? Er passeert een moeder op een scooter. Haar zoontje achterop gebiedt haar te stoppen bij de pokéstop. Mijn telefoon trilt, ik richt. 
Gotcha!


maandag 26 oktober 2015

Hoezo oud?

Inside every old person is a young person wondering what happened. Die zin intrigeert me al dik twintig jaar. Vooral in het Engels. Omdat ik het door die woorden beter voor me zie: een verbaasde tiener of twintiger in het stramme lijf van een bejaarde. Die zin is prachtig verbeeld in de fotoserie van fotograaf Tom Hussey.



Je kijkt in de spiegel en je ziet jezelf. Vitaal en in je element: als dappere brandweerman, jonge moeder, toegewijde verpleegkundige, enzovoort. Met daarbij de gedachte dat alles nog kan. Foto’s van jezelf zijn confronterend. Jaren terug had ik foto’s van mijn moeder gemaakt, in de hoop dat ze konden dienen als paspoortfoto, want naar de fotograaf lopen lukte niet meer. Natuurlijk voldeden ze niet aan de eisen, maar toch waren die foto’s akelig raak. Ze lieten mijn moeder zien zoals ze er uitzag. Ik zag haar wel vaker natuurlijk, maar op die foto’s zag ik plots een bejaarde vrouw, met een beetje afwezige verstarde blik. Verdrietige, kale aanblik. Zelf zag ze het ook: ‘Jezus, wat een oud wijf ben ik!’ Ik wist niet wat te zeggen, iets ontoereikends als ‘dat valt toch wel mee’. Het viel niet mee.

Ik zit nog wel een paar decennia van bejaard zijn vandaan, maar schrik toch regelmatig. Ja soms ook van mijn eigen spiegelbeeld, maar vooral van anderen. Mensen van mijn leeftijd die er soms schrikbarend oud uitzien. Onlangs nog in de krant, een historicus - misschien komt het door zijn beroep? -  ik schatte hem midvijftig. Hij was midveertig… net als ik. 

Een tijd terug ging ik naar de begrafenis van de vader van een goede vriend. Een voor een druppelden zijn jaarclubgenoten de kerk binnen. Ik zag zeker zes keer mijn vader binnenkomen: lange kleurloze regenjas, bril, terugtrekkende haargrens, strakke zijscheiding, ernstige blik. Ouwe mannen! Het viel de vriendin met wie ik was ook op. Maar… we zijn even oud. Hoe vriendelijk is de tijd voor ons geweest? Je knippert met je ogen en ze zeggen ineens ‘u’ tegen je. Nog een paar nachtjes slapen en ze vragen of ze me moeten helpen met oversteken. 

zaterdag 29 augustus 2015

Ik weet het niet

Ik weet het even niet.. wat niet? Nou, heel veel niet. Maar vooral wat ik nou wil. En dat hoor je na je veertigste wel een beetje te weten, toch? The big picture van ‘zo wil ik het en hier ga ik voor’! Iets dat zin en richting geeft. Niet per se grip op de zaak, dat is meestal schijn. Het leven heeft soms onverwachte loopings waar je nog maanden draaierig van blijft.


Hoe erg is het om het even niet te weten? Weet ik ook al niet. Niet heel erg misschien. Ik doe werk dat ik leuk vind, mijn kind is gezond, ik ook. So far so good. Het gaat niet goed, het gaat niet slecht, het gaat er tussenin. Klinkt geinig, maar het voelt een beetje stilletjes. Zoals de stad in vakantietijd. Lege straten, lege parkeervakken, lege huizen. En jij als enige in je achtertuin in een doodstille straat. Stiekem in de stad. Maar die stad draait inmiddels weer op volle toeren en ik zit het nog steeds stiekem niet te weten.

Het voelt ongemakkelijk om nergens echt warm voor te lopen. Alsof je kansen laat liggen en lafjes maar wat aanklooit. In plaats van alles in het werk te stellen om toch een eigen radioshow te krijgen of eindelijk dat boek te schrijven, kijk ik kattenfilmpjes, drink wijntjes en zit ik te candy crushen. Dat voelt niet direct energiek of bevlogen. Alsof ontmoediging aan het roer staat na - recente en minder recente - teleurstellingen in werk en liefde, die uiteindelijk ieders pad kruisen. En 't is zo’n mooie kreet: het gaat er niet om hoe vaak je valt, het gaat erom hoe vaak je opstaat. Prachtig… maar wat doe ik? Ik lig niet, maar ik sta ook niet echt fier. Geen fut om ‘het maximale eruit te halen’. Terwijl elke dag de laatste kan zijn….

Beter opbranden dan uitdoven, zegt Deelder. En ik ben het daar zo hartgrondig mee eens… maar hoe ontstijg ik mijn eigen risicoloze middelmatigheid? 
Geen idee. 
Nu even niet.

zondag 5 april 2015

Alleen aan zee

Als ik heel eerlijk ben, dan zou ik dit noemen: eenzaam aan zee. Maar dat voelt zo ‘loserig’. Het is eerste Paasdag, supermooi weer en hartstikke druk op het strand. Mensen maken selfies met hun lief tegen een strakblauwe lucht of lopen in groepen op het strand. Of alleen, maar met hun hond, dus dan ben je in functie en dat voelt minder kut. 

Ben ik de enige die een probleem heeft met alleen zijn? Ik ken inmiddels alle uithoeken ervan en het voelt alsof ik de codes van het leven niet snap. Ik heb hele lieve vrienden, maar ze zijn allemaal druk of wonen ver weg of allebei. En ze zijn me heel lief en ik weet dat ze ook van mij houden. Maar ik ben alleen en het is stil. En ik baal ervan. Ik wil een geliefde en ik vind hem niet.

Ik weet dat ervaringen uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst en soms denk ik: ‘misschien is dat een voordeel, want het heeft zeer genoeg gedaan vroeger’. En dan maak ik het uit met iemand die van mij houdt en met mij oud worden wou… Waarom doe ik dat in godsnaam? Omdat ik dingen miste maar ik mis hem ook. Het lijkt wel alsof iedereen het vermogen heeft om snel weer iemand te vinden. Hij ook. Binnen vijf weken was er een andere mevrouw. Wij zijn blijkbaar heel voorradig. Ik heb het afgelopen halfjaar stilletjes winterslaap gehouden. Heb blijkbaar meer talent voor alleen dan me lief is. Er lopen trouwens wel een paar mensen alleen hoor. Van die opgedroogde oudere vrouwen. Mijn voorland? Vraag ik me dan vol zelfmedelijden af. Wie weet zijn die zwijgende stellen op het strand elkaar allang zat. Uitgeluld, maar liever eenzaam samen dan zichtbaar alleen. Veel te eng. Ik snap het wel. 

Ik heb co-ouderschap, al bijna 9 jaar. En ik heb zo vaak gedacht: ik word niet gemist. Er is niemand die met liefde van mij wakker ligt. Er is niemand die zich zorgen om mij maakt. Als ik op de dag dat mijn zoon naar zijn vader gaat, dood neerval, wordt dat pas een week later ontdekt als ik weer moet aantreden in mijn zorgtaken als moeder. Ik wil het zo graag anders en ik weet even niet waar ik het zoeken moet. Daarom ben ik in mijn eentje aan zee. Aan de wandel met mijn wanhoop langs de branding, in het zonnetje. Ogenschijnlijk alles in orde. De beste plek om te zijn. Maar wel eenzaam. 

zondag 26 oktober 2014

Leven for dummies

Ik sta voor mijn boekenkast en scan de titels. Red je relatie van Dr Phil. Ongelezen. Gekocht nadat de vader van mijn kind een vriendin vond die hem wel begreep. Net te laat. Er volgden nog veel boeken na zijn vertrek: ‘het waarom ben je hier café’,  ‘je kunt je leven helen’,  ‘de kracht van het nu’, ‘de tao van de vrouw’, ‘waarom God lacht’, enzovoort. Per crisis komt er doorgaans een strekkende meter bij aan boeken over de zin van het leven en hoe het allemaal een beetje gracieus te doorstaan.

Als ik die rijen en stapels boeken zo bezie, voel ik lichte gêne. Een paar spirituele en zelfhulpboeken alla, maar waarom zovéél? Ik heb er nog geen kwart van gelezen, maar dacht er in donkere uren blijkbaar houvast in te vinden. Een paar pittige crises vroegen er misschien ook wel om, maar dan nog.

Ik praat het graag goed: ik vind het ècht interessante materie, verslind de Happinez en de Psychologie. Ik wil weten wat ons drijft en hoe het kan dat de één in z’n verdriet blijft hangen en de ander de veerkracht vindt om door te gaan. Ik ben hartgrondig van mijn vaders geloof gevallen maar zoek wel zingeving en spiritualiteit. Maar ook: ik weet soms niet wat de beste (uit)weg is in een aantal situaties en zoek steun van mensen die bestsellen in levenskunst, ervoor doorgeleerd hebben of goed kunnen orakelen.

En… de aard van dit beestje – voor de komst van internet – was: ik ben een boekenwurm. En ook... ik doe alles in het openbaar liefst in één keer goed. Lukt zelden, maar dan toch met de illusie van goed voorbereid door er een boek over te lezen. In de praktijk is het: wel kopen maar amper lezen. Het gaat soms lachwekkend ver: toen ik tig jaar geleden begon aan taekwondo, was het eerste wat ik deed… nou ja laat ook maar. De les laat zich raden. Het zijn de woorden van Confucius: Vertel het me en ik zal het vergeten. Laat het me zien en ik zal het onthouden. Laat het me ervaren en ik maak het me eigen.

Als ik in de boekwinkels kijk, ben ik niet de enige. Het bulkt van de zelfhulp- en spirituele boeken. En iedereen predikt uiteindelijk hetzelfde: dat alles goedkomt als je maar van jezelf houdt. Een megaklus, getuige het aantal coaches, trainingen en boeken. Wat zijn we toch een gemankeerde soort en wat willen we bovenal: een handleiding voor een lang en gelukkig leven. Een levensgids voor dummies. 

vrijdag 10 januari 2014

Alledaagse afwijzing

Ik loop door de binnenstad, fiets aan de hand. Het is druk en ik heb haast. Ik versnel mijn pas, voor zover dat kan. In de verte zie ik hem al staan. Jong, lange zwarte jas, goeie kop, goeie coupe. 

Hij drentelt, kijkt zoekend om zich heen, vriendelijke open houding. Hij ziet mij naderen. Ik probeer zijn blik te vermijden. Hij probeert de mijne juist te vangen. Ik loop nog wat harder. De afstand tussen ons wordt nu snel kleiner. Ik zie dat hij zich opmaakt voor zijn openingszin. Hij maakt zich nog iets groter, draait zich naar mij toe. Brede lach, vlotte babbel paraat.

Maar ik wil niet. Echt niet. Hoe maak ik hem dat beleefd duidelijk? Hij staat er al zo lang. T is winter, t is koud. En hij staat daar maar te wachten. Te blauwbekken. En hij is niet de enige. Was ie dat maar. Dan maakte hij nog een kans, misschien. Maar hij is één van de velen die vriendelijk, hoopvol en met een charmante lach een toenaderingspoging doet. 

Ach, het gebeurt zo vaak en het heeft niets om het lijf. Maar ik voel me er nog altijd ongemakkelijk bij. De afwijzing valt niet altijd goed. Sommigen zijn volhardend. 

Ik kan hem niet meer ontwijken, hij heeft mijn behendig zigzaggen door het winkelend publiek doorzien en staat recht voor me. Hij strijkt zijn haar naar achter, een volautomatische handeling, kijkt me stralend aan en zegt: 
"Heeft u misschien een minuutje voor..."
"Nee". 

De vervolgzinnen lopen uiteen: 
"Leest u dan nooit de krant?"
"Wat jammer, ik mag u namelijk een hele mooie aanbieding doen."
"U wilt geen bijdrage leveren aan een betere wereld?"
"De Here Jezus is er ook voor u"

"Nee!" Ik wil niet! En ik ben doorgaans zo braaf en beleefd, maar ik kan het niet meer aardig zeggen. Ze zijn met teveel, al die 'canvassers' en straatverkopers. Maar eigenlijk ging het simpelweg mis bij het tweede woord....hij zei "U" tegen me.